Wat is de betekenis van Hooi?

hooi - Zelfstandignaamwoord 1. (veeteelt) gedroogd gras hooi - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hooien ♢ Ik hooi 2. gebiedende wijs van hooien ♢ hooi! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ho...

Hooi - marihuana. Syn. pot, Maria Juana.

hooi - zelfstandig naamwoord 1. gemaaid en gedroogd gras ♢ de koeien in de stal eten hooi 1. teveel hooi op je vork nemen [meer doen dan je aankunt] 2. te hooi en te gras...

Degene die in de droom in het hooi gaat liggen, moet in de waaktoestand aan een sobere manier van leven wennen. Wie het hooi binnenhaalt, kan verwachten dat bij hem binnenkort de kassa zal gaan rinkelen - als men tenminste het gezegde ‘wie zaait, die zal ook oogsten’ mag vertrouwen.

hooi - Algemene term voor materiaal dat bestaat uit gras dat is gemaaid, geknipt en gedroogd; vaak gebruikt als veevoer.

gemaaide en gedroogde gras, koring, ens., kaf.

Oorspronkelijk het door de natuur (zon en wind) gedroogde product van gras, klavers of lucerne. H. is het oudstbekende geconserveerde product van deze groenvoeders. In de gematigde klimaatzones neemt h. een zeer belangrijke plaats in het rundvee- en paardenrantsoen in. In de subtropen (N. Afr., Voor Azië, enz.) tracht men de laatste jaren de h...

s.n., hea (it); onderst — van een schelf, stealhea (it); armvol —, toppe; — oogsten, haeije; — binnenhalen, heamenne, haeije, ophaeije; — bijelkaar slepen, tiemje, tymje; teveel — op zijn vork nemen, tofolle hea op ’e foarke nimme, oer ’e...

...