is de toestand van een niet-constante grootheid op een bepaald tijdstip of wel de tijdsduur (periode) waarin deze toestand vrijwel niet verandert. Zo is s. in de plantensociologie een plantengezelschap als men dit beschouwt als lid van een ontwikkelingsreeks der vegetatie, dus van een reeks, waarin een gezelschap telkens geleidelijk door een volgend gezelschap wordt verdrongen, parallel aan wijzigingen in het milieu (z.
Successie). Vb.: na het afbranden van heide ziet men vaak een kortstondig s. van wilgenroosjes optreden, eventueel gevolgd door een langduriger s. van bochtige smele (Deschampsia flexuosa TRIN.), dat op de duur weer in een heide-s. overgaat.In de bloembollent. wordt het s. van de bloemvorming en -ontwikkeling der bloembollen regelmatig gecontroleerd i.v.m. de te geven temperatuurbehandeling. De stadia worden meestal aangegeven door lettersymbolen, afgeleid van de namen der bloemdelen. Zo kunnen o.rn. de volgende stadia voorkomen:
Stad.
I bladvormende periode;
II overgangvan bladvormende naar bloemvormende periode;
Sp. Spatha (bloemschede) is gevormd;
P1 Perianthium (bloembekleedselen), eerste krans gevormd;
P2 Pcrianthium (bloembekleedselen), tweede krans gevormd;
A1 Androecium (meeldraden), eerste krans gevormd;
A2 Androecium (meeldraden), tweede krans gevormd;
G Gynoecium (vruchtbladen) zijn gevormd.
Voor dit onderzoek is een 10 X vergrotende loupe noodzakelijk, beter gaat het met een binoculair microscoop.
Lit.: Med. 68 Lab. v. Bloembollenonderzoek, Lisse.
