Het verwarmen van grond voor vervroegde teelt m.b.v. broeimest, verwarmingspijpen of, zoals tegenwoordig meer begint voor te komen, met clcctrischc verwarmingskabels. De temperatuursverhoging bij broeimest ontstaat doordat micro-organismen de mest afbreken en daarbij warmte produceren.
Bij langdurig koud weer broeit de mest vaak onvoldoende. Een nadeel van deze wijze van verwarmen is dan ook, dat men de temp. niet in de hand heeft.Bij warmwaterverwarming kan het beste een gedwongen circulatie worden toegepast. De temp. moet liefst niet hoger zijn dan 55 à 60o C.
Voor g. door electrische stroom (z. Electrische verwarming) .
In de bloembollenteelt worden op een diepte van 40 cm en een onderlinge afstand van 80 cm in de grond buizen of kabels aangebracht. Op deze grond worden op normale bedden bloembollen geplant. Na de bloei, ongeveer begin Mei, wordt met de verwarming begonnen. Het doel is het groeiproces te versnellen, waardoor de bollen vroeger afsterven en het nieuwe vegetatiepunt op een vroeger tijdstip tot bloemvorming overgaat. Hierdoor wordt een product verkregen dat zeer gemakkelijk vóór Kerstmis in bloei kan worden getrokken. Vrijwel uitsluitend hyacinten komen voor deze wijze van grondverwarming in aanmerking. Hyacinten, die op genoemde wijze zijn gekweekt noemt men herauthyacinten of ‘pijpbollen’.