noemt men in de bosbedrijfseconomie de grondwaarde, die zich uit de baten en kosten van de teelt van een bepaalde houtsoort laat berekenen onder aanname van een vaste bedrijfsrentevoet. De omloopstijd, waarbij deze maximaal wordt, noemt men de financiële omloop.
Het verschil van de g. met de werkelijke grondwaarde is een maatstaf voor de met de teelt van een bepaalde houtsoort te behalen ondernemerspremie.