Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bloembollenteelt

betekenis & definitie

Hieronder verstaat men het kweken van bol-, knol- en wortelgewassen met het doel deze in leverbare toestand, d.w.z. droog en volgroeid, le verhandelen; in tegenstelling tot de toch op bloemisterij bedrijven, welke uitsluitend geschiedt voor de sierwaarde van bloemen en bladeren.

Historische ontwikkeling.

De eerste bloembollentelers zou men de plantkundigen en bloemenliefhebbers uit de 16e eeuw- kunnen noemen. Men trof ze over het gehele land aan. Zij ontvingen de zaden of bollen van de plantenverzamelaars uit O. Eur. Ook apothekers beschikten veelal over bloembollen vanwege de geneeskrachtige eigenschappen. Van een teelt, zoals men die nu kent, was nog lang geen sprake. Het verzamelen van een zo groot mogelijk aantal verscheidenheden was liet voornaamste doel.

Geleerden als CAROLUS CLUSIUS, DODONAEUS en DE L’OBEL hebben veel tot de bekendheid en verspreiding der bloembollen bijgedragen. In het begin der 17e eeuw stond vooral de tulp in het brandpunt der belangstelling. Zij werd in geheel Ned. een algemeen speculatie-object: De tulpenwindhandel of tulpomanie van 1633-1637. Reeds werden zoveel bloembollen geteeld , dat zich na deze periode een nog wel bescheiden, maar toch geregelde handel en export naar het buitenland kon ontwikkelen.

Haarlem was, door haar geschikte gronden, het centrum van deze teelt. Hoewel ook in het buitenland bloembollen werden geteeld, zoals in Vlaanderen, Eng., Duitsl., bleek de Hollandse bodem bij uitstek geschikt te zijn en gaf de teelt in Holland de beste resultaten. de kunst om bloembollen in bloei te trekken vóór haar natuurlijke bloeitijd was een belangrijke factor, die in de 18e eeuw grote invloed had op de ontwikkeling van teelt en handel. Gedurende de 18e eeuw genoot de hyacinth de voorkeur boven de tulp. De handel beperkte zich nog steeds tot kleine dikwijls één bol van een groot aantal verschillende typen.

De Franse revolutie bracht hierin een omwenteling. Niet alleen de vermogenden maar brede lagen der bevolking werden in staat gesteld van de bloembollen te genieten. Het vervroegen binnenshuis, waartoe vooral de hyacinth geschikt was, werd sterk bevorderd. Het gebruik van bollen voor perken nam toe. De handel werd internationaler, breidde zich o.m. uit tot Kaap de Goede Hoop, Rush, Arn.. Reizigers trokken naar vele landen. Het gevolg was een gedurige teeltuitbreiding, maar ook het telen van grote hoeveelheden van enkele typen.

De teelt rondom Haarlem begon zich in Zuidel. richting uit te breiden. Voor deze kwekers was de teelt van bloembollen echter van bijkomstig belang. Hun hoofdproduct was groenten. Hoewel de bloembollenvelden nog van bescheiden omvang waren, werden ze toch reeds regelmatig door de stedelingen bezocht. Omstreeks 1880 vond een snelle uitbreiding der teelt plaats. Het centrum der cultuur verplaatste zich in Zuidel. richting.

In hoofdzaak was dit een gevolg van een betere regeling van de waterstand in dit gebied. De welvaart van de b. vormde een sterk contrast met die van de landen tuinb. Zo gingen vele tuinders in het Westland en W. Friesland ook bloembollen telen. De hoge grondprijzen in de bloembollenstreek, het gebrek aan verse grond waren mede oorzaak van een verdere verspreiding der teelt naar andere delen van Ned.: Anna Paulowna Polder, Koegras en Zijpe.

Geheel zonder moeilijkheden voltrok de uitbreiding van teelt en handel in de volgende jaren zich niet. Zo kwamen er invoervoorschriften en -verboden in verschillende landen ter wering van de druifluis; protesten uit het buitenland tegen de invoer van afgesneden bloemen, met als resultaat het ‘snijbloemencontract’; de wereldoorlog 1914 1918, die teelt en handel ernstig bedreigde. Na de vrede herleefde het bloembollenbedrijf, en brak een gouden tijd aan, die zelfs door het invoerverbod voor narcissen in Am. in 1926 niet ernstig kon worden verstoord. De bloembollen werden over de gehele wereld een door ieder begeerd artikel. Door wetenschappelijk onderzoek en voorlichting werden kwaliteit en verbruiksmogelijkheden verbeterd en uitgebreid.

Bodem en waterstandsregeling, klimaat en vakkennis gaven aan de Hollandse b. een monopolistisch karakter. De kwaliteit van het Ned. product overtrof die van het buitenland, waar ter wereld men ook trachtte bloembollen te telen. In 1930 bereikte de uitvoer een recordwaarde van f46.000.000. De algemene wereldcrisis, die zich begon af te tekenen, de devaluatie van de Eng. en Scandinavische valuta deden in de volgende jaren de exportwaarde belangrijk verminderen, hoewel de geëxporteerde hoeveelheid kon worden gehandhaafd. De teelt was enorm uitgebreid. Tot in Gron., Friesl., Zeel., Brab. en Geld. werden bloembollen geteeld. Het evenwicht tussen vraag en aanbod dreigde ernstig verstoord te worden, er kwam overproductie.

Deze overproductie werd aan het eind van het exportseizoen door minder nauwgezette firma's tegen zeer lage prijzen geëxporteerd. Dit had grote ontstemming van de buitenlandse afnemers tot gevolg, die reeds eerder tegen normale prijzen hadden gekocht. Ter voorkoming van deze ongeregeldheden en tot herstel van de verhouding tussen vraag en aanbod werden op voorstel van de vakgroep in 1933 door de regering maatregelen genomen. Deze bestonden uit: productiebeperking, nl. het inkrimpen van de teelt van hyacinthen, tulpen en narcissen; het uit de markt nemen van productie-overschotten; het vaststellen van binnen- en buitenlandse minimumprijzen. Nauwelijks hersteld, werd het bloembollen vak wederom getroffen. Nu door de tweede wereldoorlog.

Deze leidde tot een verdere teeltbeperking, maar de cultures konden worden gehandhaafd. Na de oorlog hoopten velen op een volkomen vrije teelt en handel. De overheid achtte de econ. vooruitzichten niet gunstig genoeg om hiertoe te besluiten. Alleen de hyacinthenteelt werd in 1948 vrijgegeven doch in 1952 wederom aan banden gelegd. de export nam regelmatig toe en bereikte in 1952 een nooit eerder gekende waarde.

Hoewel de bloembollen als een luxe-artikel moeten worden beschouwd, hebben zij toch een plaats veroverd onder de geregelde gebruiksartikelen. Militaire en econ. oorlogen ten spijt is de Ned. b., door nimmer ontbrekende energie van kweker en exporteur, uitgegroeid tot een specifiek Ned. cultuur, die nergens ter wereld zijns gelijke heeft, en die heden ten dage een zeer belangrijke bron is van het nationaal inkomen.

Vele werknemers lieten zich verleiden een zelfstandig bedrijfje te stichten, ondanks het risico in crisisjaren onder te gaan door het gemis aan een hechte financiële basis. In 1947 werden op 8403 bedrijven bloembollen geteeld waarvan:

6524 met een oppervlakte van 0-0.50 ha.
1056 met een oppervlakte van 0.50-1 ha.
792 met een oppervlakte van 1-10 ha.
31 met een oppervlakte van > 10 ha.

De teelt. De b. is een kapitaal- en arbeidsintensieve cultuur, die veel ervaring en vakkennis vereist. De specifieke bloembollengronden zijn grofkorrelige, kalkrijke duinzandgronden, ontstaan door het afgraven van de duinen. Enkele van de bloembolgewassen zijn ook op andere grondtypen te telen klei-, zavel- en gemengde zandgronden). Hierdoor is een verspreiding van de teelt buiten de eigenlijke bloembollenstreek mogelijk geweest. Van groot belang is het kunnen handhaven van de juiste grondwaterstand, een van de belangrijkste oorzaken van het succes der Ned. b.

Een ruime vruchtwisseling is noodzakelijk, waaraan de mogelijkheid van een diepe grondbewerking belangrijk bijdraagt. Een goede bloembollengrond zal daarom tot aan het grondwater van gelijke samenstelling zijn.

De kwekerijen worden door windhagen in hoeken van variërende grootte verdeeld. Pogingen tot mechanisatie van de teelt hebben veel hagen doen verdwijnen. De hoeken zijn verdeeld in een aantal akkers. Over de breedte der akkers liggen de bedden, door paadjes gescheiden. Als lengtemaat wordt de Rijnlandse roede gebruikt (3.76 m). Een bed is 3 RR lang en 3 R voeten en 3 R duimen breed.

De planttijd der hoofdgewassen valt in de periode van Sept.-Nov. De bloembollen worden op regels (rijen) geplant, door planthek of -rol over de breedte van het bed aangebracht. Het bedekken van het beplante bed en het plantklaar maken van het volgende geschiedt door het z.g. overschieten. De bemesting bestaat uit zowel organische als anorganische meststoffen.

Gedurende de winter zijn de bedden met een laag riet bedekt. Na het ontdekken in het voorjaar volgt een intensieve ziekte- en onkruidbestrijding. Vóórdat de bloemen uitgebloeid zijn, worden ze verwijderd ter voorkoming van ziekten en onnodige zaadvorming. Met de rooitijd breekt een belangrijke arbeids-top aan, die zich voortzet in de verzending.Zo snel mogelijk worden de gerooide bollen naar de bloem bollenschuren gebracht, waar ze schoongemaakt en gesorteerd worden. Het leverbare goed en het plantgoed krijgen vervolgens de temperatuursbehandeling die zij vereisen. De kwaliteit van het eindproduct en de grootte van de nieuwe oogst worden door deze schuurbehandeling bepaald. Hoge eisen worden daarom aan de schuurinrichting gesteld wat betreft verwarming en ventilatie.

Van de kweker gaan de bollen naar de exporteur, die ze in papieren zakken of losgestort in houten kisten naar het buitenland verzendt, nadat een laatste controle de gezondheid heeft vastgesteld. De bloembollen worden zowel voor snijbloem en potplant als voor tuinbeplanting gebruikt. Door een geschikte temperatuursbehandeling kan de verbruiksperiode belangrijk uitgebreid worden. Een steeds voortgezette veredeling zorgt voor een rijk gevarieerd sortiment.

A. F. VLAG.

< >