(Indon.) Men onderscheidt de volgende rechten op de grond:
a. eigendom: o.a. particuliere landerijen en kleine percelen, bestemd voor bewoning en inrichting van nijverheid;
b. recht van opstal (Art. 711 B.W.);
c. erfpachtrecht;
d. gebruiksrecht;
e1. recht ingevolge de grondhuur-ordonnanties;
e2, huurgrond op grond van de Agrarische Wet van 1854, later meest omgezet in erfpacht, later nog van belang voor kleine opstallen en overheidsterreinen;
f. concessie;
g. agrarisch eigendom;
h. beschikkingsrecht;
i. bezitsrecht;
j. bewerkingsrecht;
k. voorkeursrecht (z. Apar-recht);
l. ambtsvelden;
m. apanage.