Bacteriegesl., waartoe enige pathogene soorten behoren. Het meest bekend is E.carotovora (= atroseptica), die een rot veroorzaakt in knolgewassen en groenten tijdens bewaring of transport.
Ook op de nog groeiende delen van verschillende planten kan deze bacterie schadelijk optreden. Zo is b.v. zwartbenigheid bij aardappel een aantasting door E. van de stengelvoet; deze is zwart en vaak zacht en waterig van consistentie. de stengel boven de aantasting wordt geel. Op stoppelknollen veroorzaakt dezelfde bacterie vlekjes op de bladeren, later kan ook de knol aangetast worden en in rotting overgaan. In Am. is ‘fire blight’, veroorzaakt door E.amylovora, een gevreesde ziekte van vruchtbomen (appel en peer). De infectie vindt dikwijls plaats door de bloem, waarna het gehele kortlot kan afsterven. De overbrenging geschiedt door regen (spatten) en door insecten.