is het conserveren van gras of groenvoeder in verse toestand (Ned. inkuilen). Deze werkwijze is reeds zeer oud.
Volgens BROUWER vindt men in ons land in de landbouwlit. een opgave van 1857, waarbij onder Apeldoorn verse klaver in Aug. en droge spurrie in Oct. in langwerpige kuilen werd vastgetreden en bedekt met grond.Baanbrekend op dit terrein is het werk van de Fransman GOFFART, die in 1852 met de proefnemingen aanving. Hij werkte met groene mais en legde er bijzondere nadruk op, dat het product gehakseld moest worden in stukjes van 1 cm en flink moest worden aangetrapt.
Het werk van GODDART maakte omstreeks 1880 de belangstelling voor e. hier te lande weer gaande. MAYER ENBROEKEMA (1884) toonden aan, dat de verliezen echter dikwijls zeer hoog konden zijn. Uitvoerig is op deze kwestie in de latere tijd BROUWER ingegaan. Uit de statistiek blijkt echter, dat men steeds de voorkeur heeft gegeven aan de zeer eenvoudige werkwijze, waarbij het gras successievelijk op een hoop wordt gereden, die alleen op de top of in z’n geheel met aarde wordt bedekt. In 1900 bedroeg het aantal landbouwers, dat de werkwijze toepaste 3776, waarvan 2623 in Friesl.
Het totale aantal kuilen wordt echter lager opgegeven, nl. 3505 in totaal Dat sedertdien nog een grote uitbreiding is bereikt moge blijken uit de cijfers voor 1943, toen het aantal kuilen op 100.000 en het aantal silo’s op 20.000 werd aangenomen.
Percentage van de bedrijven in Nederland met rundvee welke over voedersilo’s beschikken (Mei 1950).
Zeeklei - 12,6%
Rivierklei - 18,2%
Weidestreken - 19,5 %
Zandgronden - 24,1%
Veenkoloniën - 2,4%
Tuinbouwgebieden - 11,0%
Gem. Nederland - 20,5%
Sedert 1930 is er een belangrijke wijziging gekomen door toepassing van werkwijzen, die de verliezen aanmerkelijk beperken en de kwaliteit van het product verbeteren. Als zodanig moeten worden genoemd de toevoeging van A.I.V.-zuur, van melasse en van fijngemaakte bieten (z. Inkuilen).
In België worden sinds mensenheugenis de koppen en bladeren van suikerbieten op zeer primitieve wijze geënsileerd, nl. door ze, in afwisselende lagen met bietenpulp, in mijten of hopen ter hoogte van 1,5-1,8 m op te stapelen. Het verlies aan organische stof en aan voedingsstoffen, dat daarbij optreedt is zeer hoog en bereikt vaak 50%. Daarom wordt vanwege de Openbare besturen propaganda gevoerd voor een meer verzorgde inkuiling in kuilen uit vast materiaal, welke afgedekt worden.
Het hakselen van het bietengroen wordt daarbij aangeraden, waardoor het silovoeder beter gelaagd en de lucht beter uitgedreven wordt. Het toevoegen van pulp is dan niet meer nodig. Ook gras en ander groenvoeder worden veel geënsileerd.
Volgens de landbouwtelling in België (31-12-’50) was het gebruik van silo’s als volgt:
Bedrijven beschikkend over metalen silo’s - 441
Bedrijven beschikkend over silo’s in beton - 16.361
Bedrijven beschikkend over silo’s in metselwerk - 5.868
Bedrijven die groenvoer inkuilen - 15.391
H.J. FRANKENA/J.DOEKSEN/L.VAN HOVE.