In de zich ontwikkelende zaadknop onderscheidt zich een dicht onder de opperhuid gelegen cel door haar grootte, door dichtheid van het protoplasma en een grote kern. Deze cel is de e. en geeft het aanzijn aan de embryozak.
Haar kern deelt zich tweemaal kort op elkaar, waardoor vier kernen ontstaan, elk met de helft van het normale aantal chromosomen, een z.g. reductiedeling. Van de vier cellen, die zo ontstaan, groeit er ccn, gewoonlijk de onderste, uit tot embryozak, de andere gaan te gronde. De e. is vergelijkbaar met de macrosporen-moedercel van verschillend vaatcryptogamen.