Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Cel

betekenis & definitie

Snijdt men van een stengel een dun plakje af, dan kan men daaraan reeds bij vrij zwakke vergroting een zeer typische structuur waarnemen. Men ziet een groot aantal afzonderlijke ‘hokjes’ welke de ontdekker daarvan, HOOKE (1667), deden denken aan de cellen van een honingraat.

Hij gaf deze onderdelen van het plantenlichaam dan ook de naam cel. Ook de dieren zijn uil cellen opgebouwd, maar doordat de celwanden veel minder sterk ontwikkeld zijn, is de opbouw uit cellen hier niet zo duidelijk.Het blijkt dat elke cel een meestal zeer dunne wand heeft, de celwand, welke meestal nog een bepaalde structuur blijkt te bezitten. Binnen deze celwand ligt de protoplast; de levende stof waaruit deze bestaat heet: 'protoplasma. Deze is kleurloos. Bij planten vindt men gewoonlijk in het protoplasma van jonge cellen een aantal holten, vacuolen, welke gevuld zijn met celvocht. In oudere cellen van planten versmelten deze vacuolen vaak tot één grote vacuole, het protoplasma wordt dan wandstandig. In het protoplasma ligt de ’celkern of nucleus welke rond en kleurloos is. In de celkern liggen enkele ’kernlichaampjes of nucleoli.

De kern is meestal door een aantal dunne protoplasmadraadjes verbonden met het wandstandig protoplasma. In het protoplasma ziet men allerlei kleine, fijne korreltjes, de microsomen, zich langzaam bewegen; dit wordt veroorzaakt door de z.g. protoplasma-stromingen. De microsomen bewegen zich met verschillende snelheid en vaak in tegengestelde richtingen. Ook kan men wat grotere ovale lichaampjes, de plastiden, in het protoplasma aan treilen. Men heeft aan het protoplasma dat zich buiten de kern bevindt, de naam cytoplasma (celplasma) gegeven.

Beziet men deze levende cellen b.v. bij een haar van Tradescantia langer onder het microscoop, dan ziet men dat ook de kern niet op dezelfde plaats blijft liggen; de protoplasma-draadjes, waaraan de kern vast zit worden soms korter, verdwijnen of worden nieuw gevormd.