of egge is een grondbewerkingswerktuig om de bovenlaag van geploegde grond los te maken, te verkruimelen en vlak te strijken. Ook worden e. gebruikt voor onkruidbestrijding zowel van zaad- als wortel-onkruiden, voor het onderbrengen van zaaizaad en kunstmest en voor het vlakmaken van weiland.
Er bestaan zeer veel verschillende uitvoeringen. Men kent e. voor de diepe grondbewerking, e. voor ondiepe grondbewerking en e. voor de onkruidbestrijding. Wat het aangrijpingspunt voor de trekkracht betreft kan de volgende indeling worden gemaakt:
1. e., waarbij de ketting wordt vastgemaakt aan een hoek van het raam,
2. e., die aan een trekbalk in het midden worden getrokken en
3. e., met in het midden van de voorbalk de bevestigingsplaats voor de ketting.
Voor diepere grondbewerking worden meest e. gebruikt bestaande uit een vast raam, dat aan een hoekpunt wordt voortgetrokken. De tandlengte hierbij varieert van 20 tot 28 cm. Het aantal tanden is betrekkelijk klein. Tot deze groep behoren o.m. de Groningse e.. de Zeeuwse e. en de Capon e. Naar de tandvorm onderscheidt men kromtand-, ossehoorn-, beitel- en schoffel-eg.
Voor lichtere gronden wordt wel gebruik gemaakt van de Veenkoloniale buis-e. Sommige hiervan zijn voorzien van eivormige wielen waardoor de e. tijdens het werk een op en neer gaande beweging maakt. Voor iets ondiepere bewerking en tegenwoordig ook voor gebruik achter de trekker worden veel zig-zag-e. gebruikt.
Een zig-zag-e. bestaat uit een aantal aparte egvelden, welke naast elkaar aan een trekbalk zijn bevestigd. De werkbreedte per e. bedraagt 75 tot 100 cm. De tandlengte varieert van 12-20 cm. In deze serie zig-zag-e. behoren ook thuis de z.g. scharnier-e., welke in het raam beweeglijk zijn.
Voor ondiepe bewerking gebruikt men nog de z.g. zaad-e. of duizendpoot en de sleep-e., een zwaar houten raam, waarin een aantal korte tanden zijn bevestigd.
Voor het bewerken van de weilanden gebruikt men weide-e. Deze zijn samengesteld uit een aantal gegoten driehoekige gietstukken met korte tanden. Ze worden gebruikt voor het uit elkaar werken van molshopen en het verdelen van mest.
Onkruid-e. bestaan uit een zeer beweeglijk raam, waaraan vrij lange dunne tanden zijn bevestigd. Ze worden gebruikt om een akkerbouwgewas onkruidvrij te maken zonder dat dit gewas er onder lijdt.
Zaad-e. zijn kleine zig-zag-e., waarvan er, vijf of zes samen aan een trekbalk zijn bevestigd. Ze worden gebruikt voor het ineggen van zaaizaad of kunstmeststoffen.
Tot de e. kunnen ook nog worden gerekend de schijven-e. De op de plaat afgebeelde schijven-e. is een z.g. dubbele schijven-e. Het voorste gedeelte werpt nl. de grond uit het midden, terwijl het achterste gedeelte de grond weer terug werpt. De schijven hebben meestal een doorsnede van 40-50 cm en zijn enigszins hol gevormd. Een vierdelige schijven-e. wordt getrokken door een trekker, een 2-delige door paarden.
U. D. KALVERKAMP.