Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Kunstmest

betekenis & definitie

In het midden der 19e eeuw werd gevonden, dat de plant uitsluitend van minerale stoffen kan leven en dat deze stoffen voor een goede groei van het gewas noodzakelijk zijn. De stollen, die in de vorm van anorganische zouten aan de grond worden toegevoegd, noemde men in tegenstelling tot de natuurlijke meststoffen kunstmest.

De belangrijkste kunstmeststoffen zijn de stikstofmeststoffen, de fosfaatmeststoffen, de kalimeststoffen en de kalkmeststoffen. Ook behoren hier de sporenelementenmeststoffen (koper, mangaan, borium, zink, cobalt en molybdeen) bij, die echter in veel mindere mate en meer incidenteel worden toegepast, omdat die elementen in de meeste gronden in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn.Het kunstmestverbruik is enorm toegenomen. In 1952 bedroeg het wereldverbruik (zonder Rusland) 4,35 mill. t zuivere N, 5,92 miil. t zuiver P205 en 4,33 mill. t zuivere K2O.

I.h.a. begint de toepassing van k. met het gebruik van fosfaatmeststoffen, daarna volgt de toepassing van stikstof, terwijl ten slotte ook kalizoulen worden gebruikt. Zo zien we in de loop der jaren telkens de verhouding N:P:K verschuiven van 2:4:1 tot 1:1:1. Het kunstmestverbruik is het hoogst in die landen, waar de landb. op een hoog peil staat en waar de watervoorziening van het gewas gunstig is. In Ned. werd in 1954 ca 160.000 t N, ca 140.000 t P,Od en ca 160.000 t K2O gebruikt. Het kaikverbruik bedraagt ca 100.000 t.