(1) Dwarsliggende balk (biel), waarop de rails van spoor en tram worden bevestigd. Aanvankelijk uitsluitend van hout vervaardigd, later ook van ijzer of beton.
De bevestiging van de rails op houten d. geschiedt met speciale railspijkers of met schroeven (tirefond). Houten d. hebben boven ijzeren en betonnen hot voordeel van grotere veerkracht; ze geven daardoor een rustiger loop aan het rollend materiaal. Bij de keuze spelen uiteraard de kosten een belangrijke rol en in verband daarmede de duurzaamheid. Om deze bij houten d. te vergroten, worden ze in de regel geïmpregneerd met creosoot, behalve sommige trop. soorten, die van zichzelf al een grote duurzaamheid bezitten. In ons land worden voorn, grenen, eiken, beuken en larix dwarsliggers gebruikt.(2) Een houtsortiment; naaldhout, eikenhout, soms beukenhout; meestal ongeschild, gezond, enigszins kwastig hout, alsmede geringe kromming in één vlak toelaatbaar; lengte 2,60 of 2,70 m; dikte aan het dunne einde minimum 26 cm onder de bast gemeten.