Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Duurzaamheid

betekenis & definitie

(bosb.) (1) D. is het belangrijkste grondbeginsel voor de bosbedrijfsregeling, waarbij minder gedacht wordt aan een goede instandhouding van de houtproductie door een prompte herbebossing van leeg gekapte terreinen, maar meer aan een zo gelijkmatig mogelijk verdeling van de houtopbrengst over de afzonderlijke jaren. Om dit doel te bereiken zijn verschillende opbrengstregelings-methoden ontworpen.

Deze d. is voor het bosbedrijf in het belang van de consument en de houtverwerkende industrie noodzakelijk. Deze eis behoeft echter bij de moderne ontwikkeling van handel en verkeer voor de afzonderlijke bosbedrijven minder streng te zijn, waardoor de hieraan voor de producent onvermijdelijk verbonden rentabiliteits-offers binnen redelijke grenzen kunnen worden beperkt. D. in geldelijke opbrengsten kan, ten gevolge van de wisselende houtprijzen, slechts d.m.v. een bosreservefonds worden bereikt.

(2) D. is de mate, waarin een houtsoort bestand is tegen bederf. De tijd, gedurende welke een houtsoort goed blijft, is sterk afhankelijk van de omstandigheden, waaraan zij wordt blootgesteld: b.v. voortdurend in contact met vochtige grond, voortdurend blootgesteld aan weer en wind, of tegen weersinvloeden beschermd door gebruik onder dak, dan wel door afdekking met verf e.d. Naar de mate van bestandheid zijn een aantal duurzaamheidsklassen ontworpen, waarbij het rangcijfer I de grootste d. aanduidt.