Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Druif

betekenis & definitie

1. (fruitt.) De besvruchten van de wijnstok worden druiven genoemd. De bessen komen voor in trossen aan scheuten, die zich legen de oogsttijd verhouten.

De trosgrootte is afhankelijk van het ras en de groeikracht van de bomen. Het gewicht per tros varieert tussen ca 400 en 1500 gram. Het gemiddelde besgewicht varieert tussen 5 en 10 gram. Men onderscheidt witte, blauwe en rode rassen. de herkomst ligt in het Middellandse Zeegebied, dus in een subtrop. klimaat, waar de teelt nog steeds op zeer grote schaal voorkomt. Ook in de subtrop. gebieden van Am. (vooral Californië), Z. Afr., Austr. en Nw Zeel. heeft de teelt grote ingang gevonden. Het meest Noordelijke gebied waar in de volle grond nog druiven worden geteeld, ligt in Eur. ter hoogte van de staat Luxemburg. In gematigde gebieden, zoals Ned., België en Eng. is druiventeelt alleen mogelijk met behulp van glas.

Druiven worden geteeld voor:

a. wijn en sap;
b. rozijnen, krenten;
c. directe consumptie.

Verder wordt druivenpulp wel als veevoeder gebruikt.

De teelt van de wijndruif is verreweg het belangrijkst, zoals onderstaande gegevens laten zien.

De wereldproductie in 1950 was voor:

wijn - ca 25 millioen ton

rozijnen, krenten - ca 2 millioen ton

directe consumptie - ca 4 millioen ton

De productie in Ned. is ca 15 millioen kg per jaar, waarvan geëxporteerd wordt naar Duitsl, Eng. en Zweden. De opbrengst per ha bedraagt 30.000-32.000 kg Per standaardkas van 280 m2 (37,5 X 7,5 m) is de productie gemiddeld 900 kg.

De voornaamste rassen in Ned. zijn Black Alicante (blauw), Frankenthaler (blauw); Golden Champion (wit). Het belangrijkste centrum is het Westland. In 1950 was de jaarproductie 15000 t met een export van ca 7000 t.

De oogsttijd op het N. halfrond valt vanaf Aug. tot Nov.; op het Z. halfrond vanaf Febr. tot Mei. Door in kassen te stoken, kan men de oogsttijd 3 à 4 maanden vervroegen en eveneens 3 à 4 maanden verlaten. Door de geoogste druiven in een koelhuis te plaatsen bij ½ -1° C kan men de druiven, afhankelijk van het ras, 2 tot 6 maanden bewaren. Druiven vragen een goede, doorlatende grond tot tenminste 1 m diepte. Voor wateroverlast zijn zij zeer gevoelig. Op een goede grond kan de leeftijd van 100 jaar wel bereikt worden.

Onder glas is de plantafstand gemiddeld 1 m. Het dragend oppervlak van de bomen is meestal ca 4 à 5 m. Na 4 à 5 jaar is de boom in volle productie. Tijdens de gehele teelt worden regelmatig overtollige scheuten verwijderd. Enige weken na de bloei worden de trossen gekrent: hierbij worden de kleine en overtollige bessen verwijderd. Dit geschiedt meestal met de handen, soms met een schaartje.

De vermenigvuldiging geschiedt door middel van oogstek, houtstek en door afleggers.

Het enten van druiven geschiedt door copuleren, spleetenting en Eng. enting.

Bij de wintersnoei worden de twijgen, afhankelijk van het ras, teruggesnoeid tot 1 à 5 knoppen.

In België is de teelt van kasdruiven geconcentreerd in de streek Hoeilaart-Overijse. De oude muurkassen hebben sinds lang de plaats geruimd voor de dubbele kassen, die een oppervlakte hebben van 8 X 20 m. Door aangepaste verwarming wordt de teelt vervroegd of verlaat. Dit heeft tot gevolg, dat de eerste druiven einde Maart op de markt komen, terwijl het teeltjaar doorgaat tot in Mei van het volgend jaar; gedurende twee maanden beschikt men dus over twee oogsten, de oude en de nieuwe.

In de var. Frankenthal en Royal werd geselecteerd op de vorm van de bes en de tros, op het gelijkmatig kleuren, op de weerstand tegen het barsten en andere vegetatieve eigenschappen. Bij het regelen van de temp. en de vochtigheid dient men rekening te houden met de eisen van de var. Muscat d’Alexandrie verlangt bij het afspenen een hogere temp. dan Royal, terwijl voor Frankenthal een nog lagere temp. gewenst is dan voor Royal.

In de jaren 1930-’40 bedroeg de productie 7.500 tot 8.500 ton, waarvan gemiddeld 1.800 ton werden uitgevoerd.

Het volgende staatje geeft een overzicht van de uitvoer in de laatste jaren, met tussen haakjes de uitvoer naar Engeland:

in 1948 - 1.799 (1.743) t.w.v. 78.232.000 frs (75.508.000)

in 1949 - 1.238 (1.176) t.w.v. 56.853.000 frs (53.300.000)

in 1950 - 880 (845) t.w.v. 34.418.000 frs (32.044.000)

in 1951 - 630 (574) t.w.v. 31.008.000 frs (27.203.000)

in 1952 - 321 (249) t.w.v. 19.520.000 frs (15.133.000)

in 1953 - 331 (252)

Sinds 1948 werd door de Bodemkundige Dienst van België (Heverlee) een onderzoek ingesteld naar de geschiktheid van de bodem voor de druiventeelt en het verband met het optreden van gebreksziekten als chlorose, geelziekte, rode bladeren, gebrek aan fosfor, borium, stikstof, potas, mangaan, boriumovermaat. Gegevens hieromtrent zijn te vinden in Xo 10 van de Verslagen over Navorsingen’ van het I.W.O.N.L., Mei 1953.

J. M. RIEMENS / A. G. DUMON.
2. (zuivelber.) Onderdeel van de karnpols van een ouderwetse stootkarn.

< >