Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Confounding

betekenis & definitie

(Eng.) (Ned. = vermenging, vereenzelviging, strengeling) C ontstaat wanneer effecten of interacties, die zijn ontstaan uit systematische factoren, samenvallen met groeiplaatsfactoren b.v. verschillen tussen subblokken in een proef. C. van hoofdeffecten moet altijd worden vermeden.

C. van interacties geschiedt soms opzettelijk om een gunstige vorm van het proefveld te verkrijgen.C. van een hoofdeffect met een groeiplaatsverschil in zijn eenvoudigste vorm heeft plaats wanneer men een proef met één factor in 1 trap in enkelvoud zou aanleggen, dus b.v. met wel of geen stikstof:
0 N - 1 N

Het effect van de stikstof zal hier nimmer te scheiden zijn van dat van de groeiplaats.

Een iets gecompliceerder geval ontstaat, wanneer in de proef 2 factoren b.v. A en B elk in 2 trappen (b.v. 0 en 1) liggen.

Wanneer men de proef aanlegt als volgt:

0 b

a ab

heeft tussen de rijen confounding van het hoofdeffect A, tussen de kolommen dat van B, plaats. Immers een lagere opbrengst in de bovenste helft kan zowel het gevolg zijn van gebrek aan A, als van de misschien slechtere groeiplaats. Evenzo is het niet zeker of een verschil in opbrengst tussen de linker- en de rechterhelft het gevolg is van het verschil in groeiplaats of van het verschil in bemesting, nl. links zonder B en rechts met B.

Maakt men de rangschikking echter:

0 b

ab a

dan valt tussen de rijen nog steeds A samen met het verschil in groeiplaats; tussen de kolommen is dit nu echter niet meer het geval met B maar daarvoor in de plaats is gekomen de interactie AB. Het effect B kan nu worden berekend en is het verschil (b + ab) - (0 + a). Hierbij wordt verondersteld dat er niet ‘overkruis’ verschil in groeiplaats is. Voor c. in een proef met 3 factoren in 2 trappen (z. Proefveldtechniek).

< >