Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Gebrek

betekenis & definitie

(veet.) is het gemis van een eigenschap, die het betreffende dier zou moeten hebben of het bezit van een eigenschap, die ongewenst is.

In de veehandel kent men z.g. verborgen gebreken, d.w.z. g., die tijdens de koop bestaan, doch niet zijn waar te nemen.

In Ned. is volgens art. 1540 B.W. de verkoper gehouden tot vrijwaring wegens verborgen g. van het verkochte goed, die hetzelve ongeschikt maken tot het gebruik, waartoe het bestemd is, of die het gebruik in dier voege verminderen, dat de koper, als hij de g. gekend had, het goed, óf in het geheel niet, óf slechts voor een lagere prijs, zou hebben gekocht. Volgens art. 1541 B.W. is de verkoper niet gehouden in te slaan voor zichtbare g., welke de koper zelf had kunnen zien.

Volgens art. 1542 B.W. moet de verkoper voor de verborgen g. instaan, ook al ware hij daarvan zelf onkundig geweest, tenzij hij in dat geval bedongen had, dat hij tot geen vrijwaring hoegenaamd zal gehouden zijn.

Tenslotte geeft art. 1543 B.W. aan, dat in de gevallen, genoemd bij art. 1540 en 1542, de koper de keus heeft om het goed terug te geven en de koopprijs terug te vorderen, of het goed te behouden en zich zodanig gedeelte van de koopprijs te doen teruggeven als de rechter, na deskundigen hierover te hebben gehoord, zal bepalen.

Kort samengevat kan dus worden gezegd, dat een verborgen g. aanleiding geeft tot koopvernietiging, of, zo gewenst, tot schadeloosstelling. (In België en vaak ook in Ned. noemt men verborgen g. koopvernietigende gebreken.:

Een g. kan al of niet erfelijk zijn. Voor de fokkerij zijn de erfelijke g. van meer betekenis dan de niet erfelijke. De laatste, welke dus m.o.m. bij toeval voorkomen, verdwijnen met het individu dat er mee behept is.

Erfelijke g. daarentegen worden van de ouders op de nakomelingen overgebracht. de wijze van overerven kan dikwijls moeilijk of niet bepaald worden. De kwestie van de erfelijke gebreken komt meer in het middelpunt der belangstelling te staan door de grote uitbreiding van de toepassing van de kunstmatige inseminatie. Een gevolg hiervan is, dat er steeds minder stieren worden gebruikt, en wanneer deze dan bovendien nog uit een beperkt aantal bloedlijnen voortkomen, ligt het voor de hand, dat er steeds meer inteelt wordt bedreven. Juist bij inteelt kunnen erfelijke gebreken meer aan het daglicht treden. Daar komt nog bij, dat van een K.I.-stier in vele gevallen grote aantallen nakomelingen geboren worden, zodat de eventueel aanwezige erfelijke aanleg voor gebreken op grote schaal verspreid wordt.