zijn stoffen, die men aan een voedingsmiddel voor mens en dier toevoegt, teneinde bederf door micro-organismen (bacteriën en schimmels) te voorkomen of te vertragen. Veel gebruik wordt hierbij gemaakt van suiker (gekonfijte vruchten, jam).
Benzoëzuur en natriumbenzoaat, in kleine hoeveelheden, en verdunde oplossingen van zwaveligzuur zijn in gebruik, de laatste ook tijdens de bereiding van aardappelmeel en gelatine in de fabriek. Om kuilvoer tegen bederf te vrijwaren wordt zuur toegevoegd. Mottenwerende middelen als para-dichloorbenzeen e.a. zijn eigenlijk ook c. c., hoewel dit geen spraakgebruik is.