zomervorm van raapzaad. Wordt als groenvoedergewas hier en daar, o.a. in Drente in de stoppel gezaaid.
Groeit aanvankelijk traag, schiet dan snel door, bloeit, vormt zaad, levert weinig massa en wordt niet graag door het vee gegeten. Slechts op humusrijke, vochthoudende zandgronden zal het, bij een flinke stikstofgift, een behoorlijke massa blad leveren en dan in korte tijd. B. werd daarom wel als noodgewas verbouwd, als na een droge nazomer de uitzaai van andere groenvoedergewassen niet mogelijk bleek of tot mislukking leidde.