Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Blad

betekenis & definitie

Ontstaan:

Het b. ontstaat uit een bladbeginsel of bladprimordium dat aan de top van de stengel naast het groeipunt van de stengel zelf ligt. Het bladprimordium is eerst ongedifferentieerd, maar al spoedig kan men twee delen onderscheiden, de bladbasis en het bladlichaam waaruit zich resp. de bladschede en de bladschijf ontwikkelen. De bladsteel ontstaat na de bladschijf uit het bladlichaam.

Delen van het blad.

Indien alle delen van een blad nl. bladschede, bladsteel en bladschijf aanwezig zijn, spreekt men van een volledig blad of volkomen blad. Een of meer van deze delen kunnen echter ook ontbreken, het blad is dan onvolkomen.

Men noemt het blad gesteeld als alleen de schede ontbreekt (b.v. sering). Bij grassen ontbreekt de bladsteel - de schede omsluit daar de stengel als een stevige koker.

Ontbreken zowel de schede als de steel, dan heet het blad zittend (b.v. randjesbloem). Indien de basis van een zittend blad de stengel omgeeft dan noemt men het blad stengelomvattend. Soms zijn de bladvoeten van twee bladen welke op dezelfde knoop zitten met elkaar vergroeid, b.v. bij Lonicera caprifolium (tuinkamperfoelie). De bladsteel is in enkele gevallen zijdelings verbreed door vleugels, welke zich ook op de stengel kunnen voortzetten (smeerwortel, aardappel).

De bladschijf kan zeer verschillend van uiterlijk zijn. De bladdikte varieert van heel dun vliezig tot dik vlezig (huislook); bij altijd groene heesters (hulst, aucuba) vaak leerachtig. De bladen kunnen kaal, behaard, ruw, rimpelig, etc. zijn.

Vorm van het blad:

De vorm van de bladschijf is zeer variabel. Men onderscheidt enkelvoudige van samengestelde bladen. Bij het laatste type b. wordt door meer bladschijven tezamen het eigenlijke b. gevormd. Het b. kan handvormig samengesteld zijn, zoals b.v. klaver, kastanje, lupine; ofwel veer- of vinvormig samengesteld. Dit bladtype is weef nader te onderscheiden in:

1. Oneven geveerd: hierbij is een topblaadje aanwezig, b.v. lijsterbes, es.
2. Even geveerd: geen eindblaadje, soms wel een rank, b.v. wikke, erwt.
3. Afgebroken geveerd: afwisselend jukken met grote en kleine blaadjes, b.v. aardappel, moerasspiraea.
4. Dubbel geveerd: elk blaadje weer geveerd, b.v. fluitekruid.

Tenslotte zijn er nog de lijnvormige (b.v. gras), zwaardvormige (b.v. lis), priemvormige (b.v. gaspeldoorn, jeneverbes) en naaldvormige (b.v. dennen) bladeren.

Ook de rand van het b. kan zeer variabel zijn. Een b. kan gaafrandig zijn (sering) maar ook ingesneden. We onderscheiden hierbij:

1. gezaagde bladen; insnijdingen zowel als uitsteeksels zijn scherp; b.v. roos, brandnetel.
2. geschulpt of gegolfd; insnijdingen en uitsteeksels stomp, b.v. look zonder look.
3. gekarteld; insnijdingen scherp en uitsteeksels stomp, b.v. hondsdraf.
4. getand; insnijdingen slomp en de uitsteeksels scherp zoals bij de hulst.

Gaan de insnijdingen dieper dan uitsluitend de rand van de bladschijf, dan spreekt men van gelobde, gespleten of gedeelde bladschijf, indien de insnijdingen respectievelijk niet, tot aan of verder dan het midden van de zijnerven van het blad gaan. Aangezien de nervatuur (hand- of veer- (= vin-) nervig) nauw samenhangt met deze diepere insnijdingen van het blad spreekt men algemeen van handlobbige, -spletige, -delige dan wel van veer of vin-lobbige, -spletige, -delige bladeren.

Niet altijd zijn alle bladeren van een plant volkomen gelijk aan elkaar. Zo heeft de klimop aan de kruipende en klimmende takken handlobbige tot handdelige bladen, terwijl aan de bloeitakken de bladen eirond tot lancetvormig zijn. Dit verschijnsel wordt met de term heterophyllic bestempeld.

Bladstand:

De wijze waarop de b. langs de stengel (tak) zijn gerangschikt, is voor elke plant een zeer kenmerkende. De bladstand lijkt soms aan de verschillende takken verschillend te zijn. Dit beeld wordt dan veroorzaakt door de stand van sommige takken t.o.z. van het licht, waardoor de b. min of meer in een horizontaal vlak komen te liggen.

De bladstand kan zijn:

1. Verspreid; slechts één b. per knoop. Men onderscheidt de bladstanden: 1/2, 1/3, 2/5, 3/8 etc. Bij de bladstand 1/2, ook wel afwisselend genoemd, moet

men een halve slag om de stengel maken om van het eerste blad naar het tweede tc komen. liet derde blad staat weer recht boven het eerste. De b. staan in twee overlangse rijen.

Bij de bladstand 1/3 staan de b. in drie overlangse rijen, het vierde blad staat nu boven het eerste. Bij de bladstand 2/5 staat het zesde blad recht boven het eerste terwijl men dan tweemaal rondom de tak heengaat.

2. kruisgewijs: twee b. per knoop, terwijl het volgende paar een kwart slag t.o.z. van het vorige gedraaid is.
3. kransgewijs: meer dan twee b. per knoop b.v. Lieve-Vrouwen-bedstro.

Bouw van het blad:

De principiële bouw van het blad blijkt duidelijk uit het art.

Anatomie.

Op de dwarse doorsnede van een blad onderscheidt men aan boven- en onderzijde de epidermis of opperhuid. De buitenwand hiervan kan soms zeer dik zijn. Daarover loopt nog de cuticula. In de bovenepidermis vindt men vaak geen huidmondjes, tenzij bij waterplanten. Deze liggen aan de onderzijde van het blad. Bij sommige planten is het blad aan boven- en/of onderzijde bedekt met haren, klieren

Vlak onder de epidermis ligt soms een laag kleurloze cellen, tezamen het waterweefsel vormend.

Hieronder bevindt zich het palissadeparenchym, zo genoemd omdat de cellen als palissaden aan elkaar sluiten en er geen intercellulairen tussen zijn. De bovenste laag heeft hoge rechtopstaande cellen, de tweede laag is meestal onregelmatiger gevormd. Het palissadeparenchym bevat veel bladgroenkorrels. Bij lichtbladen heeft het blad meerlagig palissadeweefsel en is daardoor ook dikker (z. Anatomie) dan bij schaduwbladen. Dan volgt een parenchym dat sponsachtig is door de grote intercellulairen, terwijl aan de onderzijde van het blad weer een epidermis voor de afsluiting zorgt.

Op dwarsdoorsnede kan men ook de adertjes en nerven, welke in het blad aanwezig zijn, waarnemen. de grote nerven benaderen in hun bouw de stengel en zijn dan ook ingewikkeld gebouwd (vgl. de bouw van de stengel.) Voor de functies van het blad zij verwezen o.a. naar de koolzuurassimilatie. Het blad is sterk aangepast aan deze functie door o.a. de aanwezigheid van het chlorophyl, de huidmondjes, de platte vorm, de aanwezigheid van nerven welke dienen voor het transport van water en assimilaten. Ook bij de verdamping speelt het b. een belangrijke rol. T.b.v. andere functies kan het b. in vorm en bouw sterke veranderingen ondergaan, b.v. tot ranken of doorns. Ook kelkb., kroonb., meeldraden en stampers zijn te beschouwen als sterk vervormde bladeren. M.

B. MOOI-BOK.