Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Balans

betekenis & definitie

1. (physiol.) Hieronder verstaat men in de voedingsleer het verschil tussen de totale hoeveelheid van een bepaalde stof, die in een bepaalde tijd door een dier wordt opgenomen en de hoeveelheid van die stof, welke in dezelfde tijd wordt uitgescheiden. Zo onderscheidt men b.v. een stikstof-, koolstof-, energie-, calcium- en natrium-b.

Als opgenomen en uitgescheiden hoeveelheden gelijk zijn, zegt men dat de b. in evenwicht is. Wordt meer opgenomen dan uitgescheiden, dan noemt men de b. positief. Groeiende dieren moeten altijd een positieve b. hebben, immers zij vormen nieuwe lichaamssubstantie uit het voeder. Slikslof-b. Aangezien de luch ts tikstof slechts voor een verwaarloosbaar klein deel in het bloed terecht komt, kan men hier volstaan met een bepaling van de opgenomen N (uit het voer) en de hoeveelheden afgestane N (in faeces en urine). Bij een positieve b. kan men bij benadering de vetvrije vleesaanzet berekenen.

Door de hoeveelheid stikstof met 6,25 (de eiwitfactor, gemiddeld bevatten de eiwitten 16% N) te vermenigvuldigen, krijgt men de hoeveelheid aangezet eiwit. Vers mager vlees bevat plm. 23% eiwit. Door de gevonden eiwitaanzet te vermenigvuldigen met I00/23 krijgt men de vleesaanzet.

Koolstof-b.

Het vaststellen van de hoeveelheden opgenomen en afgestane C geeft veel meer moeilijkheden.

Hierbij is een duur apparaat: respiratietoestel noodzakelijk. Er moet nu worden nagegaan hoeveel C er is opgenomen (uit het voer) en hoeveel er is uitgescheiden (in faeces, urine en uitgeademde lucht). Juist de gassen in de uitgeademde lucht geven hier de moeilijkheid; de dieren moeten in een om de bek aangebrachte buis ademen of wel in een luchtdicht afgesloten kooi geplaatst worden. de hoeveelheid en samenstelling van de ingeademde en uittredende lucht wordt bepaald. Met behulp van de koolstof èn de stikstofb. kan men de vetaanzet berekenen.

Energie-b.

Hierbij moet de energie worden bepaald van: opgenomen voeder, faeces, urine en gasvormige afscheidingsproducten. Verder moet ook de energie, worden bepaald, die afgegeven wordt in de vorm van warmte. Hiervoor is nodig dat het dier in een calorimeter wordt geplaatst (veelal combineert men dit met een respiratiemeter of -toestel; bij een combinatie spreekt men van een respiratie-caloriemeter). Er bestaan maar zeer weinig van deze dure apparaten voor grootvee.

Om de warmteproductie te bepalen is het niet absoluut noodzakelijk het dier in een caloriemeter te zetten. Als de energie-inhoud van voeder, faeces en urine bekend zijn kan men de warmteproductie ook berekenen uit het O2-verbruik en de R.Q.(respiratie-quotient). In een respiratie-caloriemeter kan men de uitkomsten van de berekening vergelijken met de gemeten waarden.

Mineralen-b.

Deze is te bepalen uit de opgenomen voederhoeveelheden en de afgestane hoeveelheden in de faeces en urine en door de huid b.v. de keukenzout uitscheiding door de zweetklieren.

2. (econ.) Een samenvatting van de inventaris. de b. bevat aan de debetzijde (linkerkant) een opsomming van de waarde van de bezittingen, samengevat in enkele groepen (z. Inventaris:. De creditzijde (rechterkant) vermeldt de grootte van de schulden alsmede het vermogen. Door het vermogen bij de schulden op te tellen wordt bereikt, dat debet- en creditzijde van de b. dezelfde totaaltelling geven (de b. is dan in evenwicht. Men onderscheidt 'begin-b. en eind-b. naar het tijdstip van opmaken. Een bijzondere toepassing is de liquidatie-b., opgesteld bij het beëindigen van de bcdrijfscxploilatic. Verder kent men nog de proef-b. en de saldi-b., die echter niet uit een inventaris worden opgesteld, doch opstellingen uit de boekhouding zijn.