Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Urine

betekenis & definitie

is het uitscheidingsproduct van de nieren, dat zich bij zoogdieren via de urineleiders of ureteren in de urineblaas verzamelt en op gezette tijden door de urinebuis of urethra naar buiten geloosd wordt (z. Uro-genitaal apparaat).

Bij de vogels monden de ureteren in het einde van het darmkanaal uit, zodat een cloaca gevormd wordt waaruit u. en faeces vermengd geloosd worden. Zoogdierurine is i.h.a. een waterige, iets geel gekleurde, heldere oplossing van organische stoffen en anorganische zouten. de u. van paarden en ezels is, doordat er slijmstoffen in voorkomen, iets visceus. Ook is bij laatstgenoemde diersoorten de u. veelal troebel door de aanwezigheid van koolzure kalk, die ontstaan is uit calciumhydrocarbonaat, nadat de u. de nieren verlaten heeft.De stoffen die in u. voorkomen moeten worden beschouwd als onbruikbare afvalproducten van de stofwisseling, die als water, minerale stoffen en stikstofhoudende resten van de eiwitten door de nieren worden uitgescheiden. Een groot deel van de in de u. voorkomende stoffen heeft daarin een hogere concentratie dan in het bloed. Dit is mogelijk door de actieve werkzaamheden van de niercellen, die water en daarin opgeloste stoffen op specifieke wijze uit het bloed verwijderen en daardoor de bloedsamenstelling constant houden. Op verhoogde watertoevoer en daardoor geringe bloedverdunning reageren de nieren met een versterkte wateruitscheiding, zodat de concentratie van het bloed binnen enge grenzen constant gehouden wordt. De meeste urinebestanddelen worden dus niet in de niercellen opgebouwd, maar door deze cellen uit het bloed afgezonderd. Hippuurzuur maakt hierop een uitzondering, want deze stof wordt in de niercellen opgebouwd uit benzoëzuur en glycocoll.

De normale bloedbestanddelen worden tot een zekere grens niet door de nieren in de u. afgezonderd. Wordt deze drempelwaarde echter in het bloed overschreden dan gaat het teveel in de u. over. In dit opzicht kan men de nieren dus met een overloopinrichting vergelijken, die voor elk bloedbestanddeel op de eigen specifieke concentratie is afgesteld, waarin deze stoffen in het normale bloed voorkomen. Typisch is echter dat bij een te hoge concentratie in het bloed, de nieren het teveel niet zonder meer doorlaten, maar dat de betreffende stof dan in de nieren sterk geconcentreerd wordt. Daardoor wordt de uitscheiding van allerlei stoffen in hoge mate onafhankelijk van de wateruitscheiding en kan de concentratie waarin de verschillende stoffen in u. voorkomen sterk wisselen. In normale u. zijn echter een aantal typische bestanddelen steeds kwalitatief aantoonbaar, liet grootste deel van de drogestof der urine bestaat bij planteneters uit ureum en hippuurzuur.

Daarbij komen geringe hoeveelheden urinezuur en hiermede verwante verbindingen. Het hippuurzuur treedt bij planteneters meer op de voorgrond, omdat het opgebouwd wordt uit de aromatische verbindingen die bij de vertering van de in grote hoeveelheden door deze diersoorten opgenomen ruwe celstof in het organisme geraken. U. van vleeseters bevat minder hippuurzuur maar meer urinezuur en aanverwante verbindingen. Bij de vogels treedt het urinezuur vrijwel geheel in de plaats van het ureum en daardoor is het bij deze dieren het voornaamste urinebestanddeel. Behalve de bovengenoemde organische verbindingen bevat de u. m.o.m. grote hoeveelheden van verschillende anorganische zouten. Dit zijn voorn. chloriden, sulfaten, carbonaten en fosfaten van kalium, natrium, calcium, magnesium en ammonium.

De reactie van de u. staat onder invloed van het voeder dat gewoonlijk wordt opgenomen, maar heeft bij planteneters, vleeseters en alleseters een verschillende normale waarde. Gezonde, normaal gevoederde planteneters produceren alkalische

u., omdat de gebruikelijke voederrantsoenen een overmaat aan kationen bevatten die in de stofwisseling niet afgebroken worden. Dient men een rantsoen toe met een overmaat aan anionen, die in de stofwisseling intact blijven en niet, zoals b.v. organische zuren, worden verbrand, dan kan ook de u. van planteneters een zure reactie krijgen. Deze reactieverandering treedt op, omdat de overmaat aan anionen wordt uitgescheiden met zo gering mogelijke aantasting van de in het organisme beschikbare alkalireserve. De urinereactie kan dus een aanwijzing zijn voor de zure of basische werking van een rantsoen in de stofwisseling. Bij vleeseters op een normaal rantsoen is de u. zuur, terwijl bij alleseters het normale rantsoen zo kan variëren dat zowel zure als alkalische u. kan voorkomen. Kwantitatieve bepalingen van in u. voorkomende stoffen kunnen soms aanwijzingen geven over het bestaan van voedingsdeficiënties. Zo kan koeienurine soms buitengewoon weinig Na bevatten. Een gehalte van minder dan 25 mg Na per 100 ml koeienurine wekt het vermoeden dat het betreffende dier te weinig Na binnen krijgt ofwel abnormaal veel Na met de mest verliest. Een verbetering van de Na-voorziening is in dgl. gevallen zeer gewenst.
A. M. FRENS.