is een ziekte vooral van de koe en het schaap. De naam is eigenlijk verkeerd, omdat aceton als zodanig niet in het bloed voorkomt, maar in de nier, de longen, uier en op andere plaatsen wordt afgescheiden.
Het aceton wordt gevormd uit in het bloed aanwezig accet-azijnzuur en β-oxy-boterzuur. Deze stoffen ontstaan in hoofdzaak uit vetzuren, vrij zeker in de lever, wat er op wijst, dat de stofwisseling is gestoord. Waardoor deze stofwisselingsstoornis optreedt, is niet bekend. De aceton wordt uitgescheiden met de urine (z. Acetonurie). De verschijnselen zijn: verminderde eetlust, vermagering en achteruitgang van de melkgift, terwijl tenslotte ook verlammingen kunnen optreden. Dit laatste ziet men vooral bij schapen, waar de ziekte vooral kort vóór de geboorte der lammeren optreedt, terwijl het bij koeien vooral een ziekte is, die na de baring voorkomt. Vandaar de hier en daar gebruikelijke naam: slepende melkziekte.
Lit.: D. TALSMA, Onderzoekingsbeschouwingen over acetonaemia post partum bij de Friese melkkoe. Dissertatie Utrecht 1952.