a.) verse a.; voederwaarde vre 1,5; vwe 0,8; zw 18,0. De biol. waarde van aardappeleiwit is zeer hoog, maar de rauwe knollen bevatten ook oplosbare stikstofhoudende bestanddelen, die nadelig werken bij varkens.
Dezestoffen worden door koken of stomen onwerkzaam, waarschijnlijk doordat zij coaguleren (stollen) en daarbij van structuur veranderen.
Aan melkvee kan men tot 20 kg rauwe a. per dag verstrekken, aan mestvee tot 30 kg, fokvarkens tot 8 kg, paarden tot 10 kg. Er dient voor gewaakt te worden, dat het percentage grond niet te hoog wordt. Bij sommige gevoelige koeien kan voedering met rauwe a. op de duur overgevoeligheidsreacties veroorzaken, die zich o.a. uiten in het z.g. ‘aardappel-eczeem’ aan de binnenkant van de dijen en aan de onderbenen. De a. werkt melkdrijvend en maakt het botervet harder. Aan mestvarkens of hoogdrachtige zeugen mogen geen rauwe aardappels worden verstrekt.
b.) gemalen en gedroogde a.; voederwaarde vre 3, vwe, zw 65.5. Indien bij het drogen de rauwe a. direct hoog verhit worden, kunnen de voor varkens schadelijke bestanddelen onwerkzaam worden. Wordt het grootste gedeelte van het vocht bij lagere temp. verdampt en eerst aan het einde van het droogproces hoog verhit, dan blijven de nadelig werkende stoffen behouden en wordt het product minder geschikt voor mestvarkens (nooit boven 20% gaan). Bij herkauwers en paarden kan men graanmeel er gedeeltelijk door vervangen.
c.) gestoomde ingekuilde a.; voederwaarde vre 1,0, zw 18,6. De giftige stoffen worden bij het stomen vernietigd, zodat de a. zeer geschikt is voor varkens en mestvee. Extra aandacht dient te worden geschonken aan eiwit, mineralen, vitamines en ruwvezelaanvulling. In deze vorm bijzonder geschikt voor mestvarkens ter vervanging van granen; de bacon-classilicatic is goed, het spek krijgt een beste (harde) kwaliteit. Fokvarkens moet men niet teveel gestoomde a. geven. Voor pluimvee kan men 18-20 gram granen vervangen door 80 - 100 gram gestoomde aardappelen.
Lit.: Voederaardappelen (Dir. v.d. Landbouw en St.v.d.L., 1951, No 2).
d.) aardappelmeel; voederwaarde vre 0, zw 79,2. Bestaat vrijwel uitsluitend uit zetmeel en wordt in de aardappelmeelfabrieken voor menselijke voeding bereid. Bij lage prijs ook bruikbaar voor het vee. Hoger dan 20% in de mengvoeders dient men niet te gaan. Voor de herkauwers heeft aardappelmeel de grootste voederwaarde. Ook hier is aanvulling weer noodzakelijk.
e.) aardappelschillen: voederwaarde vre 1,0, vwe 0,4, zw 15,9. Men mag de waarde schatten op ¾ van die van rauwe a. Voor mestvarkens dienen de schillen gestoomd of gekookt te worden. Ook hier moet weer aandacht worden geschonken aart een juiste aanvulling. Een nadeel van aardappelschillen is het voorkomen van scherpe voorwerpen : goed uitzoeken verdient aanbeveling.
f.) aardappelvezels, het residu van de aardappelmeelfabricage kan zeer van samenstelling uiteenlopen in verband met verschil in intensiteit der bewerking die het heeft ondergaan en met het vochtgehalte. Ook het zandgehalte is zeer wisselend. Deze producten, aardappelvezels, aardappelmoes, aardappelbismoes, worden veelal op droge-stofgehalte verhandeld; men doet goed ook het zandgehalte vast te stellen en een onderzoek te laten instellen naar de zetmeelachtige stoffen. Blijkens mededelingen uit Friesl. en Z. Holl. (verslagen Veevoederbureaux) kan de voederwaarde binnen eenzelfde drogestofgehalte sterk uiteenlopen. A.-vezels zijn een zeer geschikt voeder voor melkkoeien. Ze worden ook met gras vermengd ingekuild en hebben dan een gunstige invloed op de kwaliteit van het verkregen kuilvoeder (gelijke delen gras en vezels zeer intensief vermengen, liefst machinaal). Het is niet gewenst melkkoeien meer dan 25 kg per dag te geven (aan mestvee iets meer).
Langdurig voederen van aardappelvezels kan bij sommige dieren eczeem veroorzaken. Voor mestvarkens zijn aardappelvezels minder geschikt; ook indien ze gekookt worden is de zw niet hoog genoeg om een voldoende snelle groei te waarborgen. Aanvulling met graanmeel, eiwitrijke producten, mineralen en vitamines is steeds noodzakelijk. De waarde van gedroogde aardappelvezels of pulp is iets lager dan van gedroogde bietenpulp; een goede aanvulling is ook hier noodzakelijk. Voor melkvee mag men gaan tot 2 kg, voor mestvee en paarden tot 3,5 kg per dag.
g.) aardappelvlokken en -gries; voederwaarde vre 2,1; zw 64,3. Hierbij is eerst gestoomd en daarna gedroogd (walsensysteem); de gifstoffen zijn vernietigd. In biggenmeel en varkensmeel kan men deze producten opnemen, ze hebben gunstige invloed op het spek. Ook voor andere dieren kan men er graanmeel door vervangen. Men lette op de juiste aanvulling. S. IWEMA / A. M. H.FRENS.