(Ned.) Vee, dat bestemd is voor de slachterij, dus voor de menselijke consumptie en dat daartoe wordt voorbereid door een speciale voeding (z. Mesten).
Koeien worden er in Ned. weinig speciaal voor opgefokt. Z.g. vleesrassen komen hier niet voor. Hoogstens eens enkele als z.g. dikbillen geboren dieren, een erfelijk gebrek, dat betrekkelijk zeldzaam is. Verder is het (vroeger toen de melk goedkoop was meer dan tegenwoordig ) in sommige streken gewoonte een aantal kalveren vanaf de geboorte te mesten door ze alleen volle melk te voeren. Dgl. z.g. zoetemelkse kalveren leveren dikwijls een uitstekend slachtproduct, dat duur wordt verkocht. Overigens worden onze melkkoeien als de productie van melk niet (of niet meer) aan de eisen voldoet, gemest en daarna geslacht.
De vleesopbrengst van de Ned. runderen is in hoeveelheid en kwaliteit minder dan van de speciale vleesrassen, zoals men die in het buitenland kent (Beef Shorthorn, Aberdeen Angus, Hereford c.a.), maar bij juiste wijze van mesten toch zeker zeer goed te noemen. De laatste jaren wordt het door de consument in zeer veel landen zelfs geprefereerd boven het vlees van de speciale vleesrassen, omdat bij de laatste meer vet tussen het spierweefsel voorkomt (z.g. gemarmerd vlees).
Varkens worden, voor zover ze niet voor de fokkerij bestemd zijn, gehouden om te worden geslacht. Bij de vleesvarkens pleegt men echter niet van mesten te spreken, bij de slagers- of spekvarkens wel. Echte spekvarkens kennen we in Ned. niet.
Schapen worden zowel als lammeren als op oudere leeftijd geslacht. Speciaal mesten d.w.z. speciaal voeren doet men ze hier vrijwel niet. Ze worden vet in de weide, evenals trouwens het grootste deel van de koeien.
Slachtpaarden zijn niet van veel betekenis; het betreft meestal alleen oudere dieren, ofschoon bij hoge vleesprijzen ook dikwijls pas gespeende veulens worden geslacht. M. kan men dit echter niet noemen.
Bij het m. dat speciaal voor de vleesproductie wordt gehouden, is het van betekenis dat ze een zekere vroegrijpheid vertonen. Immers hoe sneller ze een behoorlijk gewicht bereikt hebben, hoe voordeliger het is voor de mester. Deze vroegrijp-
heid komt tot uiting in de lichaamsbouw. Vooral bij koeien is het verschil in bouw van de romp tussen vleesrassen en melkrassen opvallend, bij de eerste m.o.m. cylindrisch, bij de laatste meer kegelvormig, met de basis aan het achtereind van het dier (z. Exterieur en Rund).
(België) Koeien. In België bestaan enkele kernen waar zuivere vleesrassen, vooral van Franse oorsprong (Nivernais), gemest worden door de z.g. vetleggers. (Overigens bestaat in België het streven runderen voort te brengen met dubbel doel, waarbij nl. zowel een behoorlijke vleesproductie als een voldoende melkproductie beoogd wordt. Het is duidelijk, dat men bij dit streven in geen van beide opzichten de kwaliteit of het rendement bereikt dat verkregen wordt met zuivere vleesrassen of zuivere melkrassen. Bij de producenten ontstaat thans meer en meer de neiging om heel oude streven op te geven en over te schakelen naar zuivere vlees- of zuivere melkrassen, waarbij dan het kwaliteitsvlees door de vleesrassen zou geleverd worden en de afgezette koeien van het melkras meer naaide industriële verwerking zouden gaan. Het mesten van kalveren is in sommige gewesten van België sterk verspreid; jaarlijks worden zowat 300.000 mestkalveren van 100 à 125 kg op de markt gebracht. Het mesten met uitsluitend volle melk is verlaten sinds er enkele zeer verteerbare meelvoeders bestaan, die samen met afgeroomde melk mestkalveren van uitstekende kwaliteit leveren.
Varkens. In België brengt men nog in te sterke verhouding spekvarkens op de markt. Echter worden onder de druk van de omstandigheden en dank zij de voorlichting door de selectiemesterijen en de verkoop met betaling volgens kwaliteit, snelle vorderingen gemaakt in de richting van de productie van vleesvarkens en baconvarkens.