Overal in de tropen en subtropen wordt de a. gekweekt, echter slechts in gebieden die niet te warm of te droog zijn. In typisch trop. streken kweekt men niet in de vlakte, in Indon. b.v. vanaf 800 m boven zee.
Deze hoogtegrens daalt met toenemende breedtegraad. Tenzij men over 'irrigatiewater beschikt, kunnen in de droge perioden geen a. worden gekweekt. In vele trop. streken heeft men twee regenperioden, zodat er tweemaal per jaar kan worden geplant. Gewoonlijk heeft men dan moeilijkheden met de pootgoedvoorziening in één van deze planttijden. Het gewas groeit normaal op, maar produceert, ook bij zeer goede verzorging en gunstige omstandigheden, niet de helft van een goede aanplant in de gematigde luchtstreken. Vermoedelijk is dit een gevolg van de korte duur van de dag, die in de vegetatieperiode dikwijls gemiddeld nog geen 12 uren bedraagt. De voornaamste factor voor de opbrengst is de regenval; hoe meer regen hoe beter, tenzij daarmee een te sterke daling van het aantal zonne-uren gepaard gaat. Ook de bemesting is van zeer veel betekenis en speciaal de voorziening met organische mest, welke vaak moeilijkheden oplevert. Op Java variëren de opbrengsten van 40 tot 200 q per ha.
In de bergstreken van Congo en Ruanda-Urundi .wordt aardappel-cultuur voorn, door de bevolking, echter nog op kleine schaal, beoefend. Productie van 1949: 109.781 ton.
De belangrijkste ziekten zijn de blad- en knolaantasting door Phytophthora infestans Du BARY en de slijmziekte, veroorzaakt door de bacterie Pseudomonas solanacearum. In de aequatoriale streken treedt Phytophthora pas sedert kort, maar dan ook zeer ernstig op, in Indon. sedert 1936, in Midden-Afr. sedert 1943. In die streken is daardoor de oogst in de eerste jaren zeer sterk teruggelopen. Door de keuze van meer resistente var. en door zeer veelvuldige bespuiting met 'Bordeauxse pap heeft men deze ziekte vrij goed kunnen bestrijden. De slijmziekte-bacterie tast de haarwortels aan en verstopt de waterbanen, zodat de plant plotseling afsterft. Dikwijls zijn dan ook de knollen verrot.
Bij de oogst zien vele knollen, die ziek zijn, er ogenschijnlijk gezond uit; in de opslagplaatsen breekt de ziekte clan uit en kan grote ravages aanrichten. Bestrijding is alleen mogelijk door slechts eens in de twee j aar aardappelen te planten en in de tussentijd evenmin gewassen als aardnoten, tomaten en tabak, die ook vatbaar zijn.
In geen enkel gebied is het mogelijk het gewas vrij te houden van virusziekten, zodat geregeld import van pootgoed uit de gematigde luchtstreken noodzakelijk is.
Onder de dierlijke plagen is van belang een bladaantasting door een lievenheersbeestje, tot het geslacht Epilachna behorend, dat door bespuiting met loodarsenaat onder de knie kan worden gehouden; voorts de knolrups, die, nadat de infectie van de knollen op het veld heeft plaats gehad, tijdens de bewaring grote schade daarin kan aanrichten. De zeer hooggelegen aequatoriale gebieden van de Andes-republieken en de hoogvlakten van Mexico zijn de oorsprongsgebieden van de knoldragende Solanum-soorten. Slechts in de Andes-republieken is de a. in cultuur genomen, zij het dan ook dat het andere soorten dan Solanum tuberosum betreft.
H. J. TOXOPEUS /J. E. OPSOMER.