Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zuiver

betekenis & definitie

1. Van linnen, kleren e.d.: schoon, gewassen, niet vuil.

Thuis staat de kuip gereed ... en zuiver linnen wacht. De klompen worden geschuurd en de meeste klei van werkschort en schoenen gekrabd, WACHTERS 1946, 72.

2. Geheel, volledig, helemaal; hij is zuiver genezen. (In de standaardt. wel in de bet.: enkel, alleen).