Voorgrond (in versch. toep.); vaak in de verb. op het voorplan treden, komen, op de voorgrond treden; iets op het voorplan stellen, op de voorgrond stellen.
Kijk eens naar die naakte vrouw op het voorplan rechts! BRULEZ 1950, 18.
Hij was er zélf altijd bij geweest. Doch hij trad niet te veel op het voorplan, LIA TIMMERMANS 1962, 14.
Hij zou onvermijdelijk op het voorplan getreden zijn, VAN AKEN 1965, 198.
In zo’n koalitie komen de kristen-demokraten gemakkelijker op het voorplan in de sociale sektor. In een koalitie met de socialisten wordt het beeld naar buiten enigszins vertekend, Knack 13/12/1972, p. 19.
Jongens en meisjes der organiserende K.L.J.-afdeling Wijshagen wisten ook in de verschillende proeven op het voorplan te komen, Limburg 31/8/1976.
