Handkar, handwagen (die geduwd wordt).
De soldaten droegen hem naar het nabije seinhuisje, ’s Anderendaags werd hij op een stootwagen naar de school van Melle gevoerd, die als lazaret ingericht was, BRULEZ 1950, 166.
Dan worden de wegen naar Rhode en Dworp druk bereden door allerlei gespan, krui- en stootwagens, honden- en ezelskarren, alle met hoge vrachten beladen, en door kinderen omstoeid, TEIRLINCK 1952, 1, 12.
Het hoofdbedrijf was niet het café maar de „Verhuring van Stootwagens”. Dat café diende maar om de „administratieve formaliteiten” te vervullen bij het verhuren van wagens, DE RIDDER 1966, 38.
Sinds mensengeheugenis is de Poederstraat nog uitgerust met een bestrating uit de tijd dat er nog straten werden gekasseid om met een stootwagen, hondenkar of boerenkar over te rijden, Gazet v. Antw. 22/12/1977.