Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

shift

betekenis & definitie

1. Ploeg van arbeiders, die in afwisseling met een of meer andere groepen in hetzelfde bedrijf dezelfde arbeid verrichten; in shift werken, in (afwisselende) ploegen werken; - ook: ploegendienst, ploegwerk.

Bij BASF wordt er door de meeste arbeiders in shift kontinudienst gewerkt. Dat komt de gezondheidstoestand van de arbeiders beslist niet ten goede, Knack 18/4/1973, p. 4.

Om de hinder zoveel mogelijk te beperken zal er in twee shiften gewerkt worden, en ook op zater- en zondagen, Gazet v. Antw. 21/4/1977.

2. M. betr. t. de ploegendienst: werkperiode tussen twee ploegwisselingen.

Er was ’n grote bokswedstrijd op de televisie, maar J. moest werken in de late shift, T.V.-strip 19/5/1978, p. 4.

Deze neemt tijdens de shift de verantwoordelijkheid op zich voor de verpakkingsafdeling, zowel naar planning, organisatie en administratie als naar materiaalvoorziening, Gazet v. Antw. 4/11/1978.

Afl./Sam.: shiften, in ploegen werken;

- avondshift, avondploeg;
- dagshift, dagploeg;
- morgen(d)shift, ochtendploeg; nachtshift, nachtploeg;
- shiftleider, ploegbaas, voorman bij ploegendienst (B. zoekt voor spoedige indiensttreding: shiftleider verpakkingsafdeling, Gazet v. Antw. 4/11/1978);
- shiftmogelijkheid, mogelijkheid van ploegendienst, ploegwerk (Shiftmogelijkheid in uitzonderingsgevallen, Gazet v. Antw. 3/7/1977);
- shiftwerken, in ploegen werken, ploegwerk, ploegendienst (Over de schadelijke gevolgen van shiftwerken voor het menselijk organisme, weet men - of wil men - niet veel weten in België, Knack 18/4/1973, p. 4).

< >