1. Goocheltoeren uithalen, goochelen, toveren.
Jongen, als gij u absoluut wilt laten remarkeren (= opvallen), leer dan liever schamoteren en tovert ’n haas uit een bolhoed (aangepaste tekst!), BRULEZ 1950, 104.
2. (Iets) wegmoffelen, wegwerken; ontfutselen; ook: stelen.
In werkelijkheid noemde hij zich Oscar de Proost en overdag «schameteerde» hij in zijn kappersalon de lange haren en te wilde haarden weg, VAN LOOY 1945, 61.
Klein Sjooske haalde nu het pakske behoedzaam onder z’n vettige pet uit ... «Och, daar heb ik soms ’n heel nest ekstereieren onder gescamoteerd, als ik de andere jongens moest wijsmaken dat ik er geen uitgehaald had», LANGENS 1947, 25.
Afl.: schammetade, het wegmoffelen; schammeteerder, goochelaar, ook: zakkenroller, dief enz.