Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rabbelen (rebbelen)

betekenis & definitie

1. Druk en onbeduidend praten: kletsen, babbelen; (gemeenz.) ouwehoeren.

2. Haastig en onduidelijk spreken; raffelen; ook: (geheel) onverstaanbaar spreken, verward spreken: brabbelen.
3. Haastige bewegingen maken met handen en/of voeten: krabbelen.

Opm.: In de standaardt. is rabbelen (freq. 0) zo goed als volledig verdrongen door klank- en zinverwante woorden als babbelen, brabbelen, krabbelen, raffelen, rammelen enz., hoewel nog vermeld in versch. handwdb.

- Zie ook WNT XII-3, 124.

Afl./Sam.: rabbelaar, praatjesmaker, babbelaar, kletskous, ouwehoer enz.; - rabbelzak, kletskous, ouwehoer enz.; in de verb. in de rabbelzak zitten, vaak ziek zijn, veel tegenspoed hebben, in de lappenmand zitten.