Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pit

betekenis & definitie

Als gelegenheidskleding: rok; (gemeenz.) billentikker, zwaluwstaart.

F.: ’t Is vijf voor acht en we moeten om negen uur in Antwerpen zijn. J.: En hij heeft zijn smoking nog niet aan! M.: Smoking? Hij zou dan nog per force toch zijne pit aandoen zeker, FLORQUIN 1967, 119.

< >