Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

orgelist

betekenis & definitie

Organist, inz. in toep. op iem. die op een kerkorgel speelt; - orgelspeler (op een modern hammondorgel e.d.). Ook orgeliste v., -s en -n.

Nu was het de beurt van Pater Schoenaers om te lachen. Deze voorname heer was een fijn musicus en een knap orgelist, BONI 1948, 96.

Als dan de orgelist zat te repeteren en de ene fuga van Bach na de andere speelde, bleef vader nog wat langer, LIA TIMMERNANS 1962, 109.

Tijdens zijn jeugd studeert hij, maakt proeven van komposities en loopt over van bewondering voor iedere goede komponist of orgelist, Vrouw en Wereld dec. 1974, p. 18.

Orgelist vraagt ritmegitarist en drummer, Westkust 19/8/1976, p. 12.

Bovendien was en is hij een fijnbegaafd musicus en orgelist, Limburg 31/8/1976.

Orgeliste met hammondorgel zorgt voor stemming en leute op uw huwelijksfeest, dansavond of andere feesten, Kerk en Leven (ed. Brussel N.-O.) 17/2/1977, p. 9.

Ook o.a.: CLAES 1950, 61. TEIRLINCK 1952, 1, 46. Annoncenblad 7/1/1977, p. 24.

< >