Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

omnipracticus

betekenis & definitie

Ter aand. van een niet gespecialiseerd arts: huisarts.

omnium m. en o. -s (ook als bijw.) (<fr.). All-risk verzekering (inz. voor voertuigen); - ook als bijw., in de verb. (een auto e.d.) omnium verzekeren, allrisk verzekeren.

Transeurop een omnium op de veiligheid van uw wagen, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 1.

Als ik een nieuwe auto heb gekocht, laat ik hem het eerste jaar altijd omnium verzekeren, Gehoord te Mechelen febr. 1979.

Sam.: omniumpolis; omniumverzekering.