Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

majestatisch

betekenis & definitie

Indrukwekkend, verheven, statig; majestueus; ook: majesteiteliik.

De gravin gleed majestatisch verder. Dezelfde glimlach, iets afwezig, bleef om haar mond leven, VAN HEMELDONCK 1945, 21.

De protector der bloemen, schone letteren ... merkte dat zijn kopje leeggeslurpt was en sloop geruisloos en majestatisch als een steltvogel weer de achterkeuken in, BRULEZ 1950, 112.

Begeleid door zijn vrouwen ... kwam de bevelvoerende pruimer, comodore, coronel, of gobernador, miserabel en majestatisch en toch, waarschuwde Horst, ‘verdomd machtig en gevaarlijk’, op een manke stoel zitten tegen de muur, WALSCHAP 1975, 43.

De majestatische grootheid van een overwinning ligt niet in de koude cijfertaal van een verslag, wel aan de inzet welke voor die overwinning moet worden opgebracht, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Deze majestatische beuk-met-studio pronkt in het Domein Hertoghe te Antwerpen, Gazet v. Antw. 5/7/1977.