1. Drinken, achteroverslaan; hij kan ze goed knippen.
’t Lijkt wel ’n eeuw geleden dat ge me nog eens getrakteerd hebt. En nu is ’t wat laat om er nog eentje te gaan knippen, LANGENS 1947, 138.
2. In de verb. hij mag op zijn vingers knippen e.d., hij mag van geluk spreken.