knippen
1) (17e eeuw) (Barg.) aanhouden; gevangen nemen; arresteren. Geknipt: aangehouden, gearresteerd, opgepakt. Syn.: schaken*. • Knippen: aanhouden. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Nu wou ik ze knippen ! Maar meteen moest ik zorgen, dat ze hun buit bij zich hielden. (Jan Feith: Op het dievenpad. 1907) • De politie zat ze fel...