Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

klawieren (klauwieren)

betekenis & definitie

Met handen en voeten slaan; met veel kabaal te werk gaan; ook: klauteren, klimmen, ‘vliegen’ enz.

- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C. en S.

Wanneer hij als Zwarte Ridder ... van achter de keukendeur ... vooruitstormde met de armen in de lucht, orkaande en klawierde hij door de kamer als een echte strijdhengst, CLAES 1950, 185.

Hij klawierde aan de andere zijde de kant op, vloog als een pijl uit de boog door de weide en liet zich vallen in een droge gracht, CLAES 1955, 164.

< >