Geknakt, gebroken; soms bep.: gekromd, haakvormig.
Paden... altijd met gekrookte wendingen, den loop volgend van elshagen en grachten, STREUVELS 1964, 17.
Toen ik de motorkap opende zag ik de gewone rotzooi: alles vol verbrande olie, gekraakte bougiedraden, geen luchtfilter op de carburator enzovoort, GEERAERTS 1977, 105.