Geweer, inz. jachtgeweer. Met de fuziek op de rug, floot hij z’n hond, en aan ’t kippenhok zette hij hem op het spoor van de schelm, LANGENS 1947, 98.
Heel die bende zo groot als ze was, soldaten met hun fusiek, boeren met hun dorsvlegels en opgestoken zeisen, ja zelfs bloedhonden zaten achter hem aan, BOON 1975, 129.