Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

deemstering

betekenis & definitie

Duisternis; schemering; - ook fig.: ondergang, verval; debacle, inzinking enz.

Daar viel iets met donderend geraas op de grond... In de halve deemstering zag hij niet dadelijk wat, LANGENS 1947, 41.

Daar begon er één een angstig uitgerekt gehuil door zijn schorre keel te jagen, waarop twee drie anderen en dan een ganse kudde daar beneên in de deemstering meebeugelden, VERMEYLEN 1961, 41.

Slotsom van een zoveelste Tourdag zonder echte hoogtepunten: een zoveelste status quo, na de Zoetemelk-deemstering van daags voordien, Gazet v. Antw. 12/7/1977.

< >