Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

cabien (kabien, cabine, kabine)

betekenis & definitie

Telefooncel; seinhuisje (langs spoorweg); wachthuisje (bijv. van een parkeergarage); transformatorhuisje; kajuit (van een boot e.d.); kleedhokje (in een zwembad).

Ze kleden zich aan in kleine kabientjes, Zonnekind in vakantie z.j., 6.

De normale koolstofmonoxide vervuilingsgraad bedraagt 50 PPM.... Vlak voor het oranje hok van F.S. wordt nog eens gemeten: 300 PPM. In het kabientje zelf echter niet, Gazet v. Antw. 17/8/1977.

Sam.: badcabien, badcel, douchecel, doucheruimte enz. (Het vloeken, lachen en babbelen waarmede de kameraden de badcabienen vullen, belemmert mijn gepeinzen, Gazet v. Antw. 10/7/1977.

Een zacht zonnetje blinkt doorheen een dun blauw decembermistje dat warm is als damp in een badcabien, Gazet v. Antw. 24/7/1977);

- elektriciteitscabien, transformatorhuisje;
- cabienenexpres, in toep. op een container voor het vervoer van duiven (Dat wij aanstonds moeten modernizeren inzake vervoer. Men mag niet meer wachten om kabinenexpressen aan te kopen, Gazet v. Antw. 20/6/1977).