Rommel, spul; in toep. op koopwaar van slechte kwaliteit: bocht; ook in toep. op dieren, m.n. ongedierte, en pers., en dan bep.: uitschot.
Al de oude bucht van haar hoedenwinkel heeft Fien Janssens dit seizoen verkocht aan Achter-Olen, CLAES 1950, 78.
Er hangt over de moerassen de suizende beweging van de insekten, de kevers, de vingerlange muggen, de hele bucht, die hier zelfs des winters ligt te broeien, CLAUS 1958, 134.
Die bucht van de dokter zal u niet helpen. Kruiden moeten een mens genezen, geen fleskes of pillekes, DE PILLECYN 1962, 112.
Ook o.a.: TEIRLINCK 1952, 1, 8. STREUVELS 1962, 83.