1. Gebakje van fijn deeg, bestemd om met ragout gevuld te worden; pasteitje.
In plaats van één grote vol-au-vent kan men met hetzelfde deeg ook kleine pasteitjes (bouchées) maken, Koken ± 1968, 182.
2. Bonbon.
Luxe bouchees met hazelnoot, Uit een reclamefolder Antw. 31/12/1976.
12 dubbelnoot-bouchées, stuk voor stuk in een goudpapieren korfje, Gazet v. Antw. 8/4/1977.