Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

boffen

betekenis & definitie

Bluffen, opsnijden, snoeven. Gij, ossen, als g’ een kikker ziet, die... om te kunnen boffen zo groot als gij wil zijn, doet u daarvoor toch nimmer pijn en laat hem zelf ontploffen, DURNEZ z.j. (± 1963), 38.

Een erelijst waarmee niemand kan boffen, Nieuwsblad 20/4/1977.

Ook o.a.: LANGENS 1947, 112. BONI 1948, 108.

Afl.: boffer, bluffer, snoever.