Van runderen: loeien.
De runders klaverden overeind; in een aureool van blauwe smoor gehuld kwamen ze beurelend op ons afgewandeld, GILLIAMS 1937, 17.
Moeder gans waggelt met haar soort naar de modderkuil. De koe beurelt naar haar kalf, OP DE BEECK 1947, 54.