Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

baar

betekenis & definitie

I. Plaatselijke verheffing van de waterspiegel, golf.

Telkens de hartstocht hem overmande, was het als baren die komen afgerold waarin hij onderdompelde, STREUVELS 1964, 296.

Opm.: In de standaarde, althans in de spreekt., volledig verdrongen door golf.

II. v., baren (<fr. barre).

1. Staaf, balk (van ijzer); een ijzeren baar; - in de spreekt., in de kopp. baar-choc, bumper, schokbreker, buffer (vgl. fr. pare-choc).

Opm.: In de standaardt. uitsl. in toep. op edele metalen: een baar goud of zilver.

2. Inz. in de schoolt.: streep als grenslijn in een soort krijgertjesspel; baar spelen, overlopertje spelen (vgl. fr. jouer aux barres).

Afl./Sam.: baren, overlopertje spelen; - baarspel, soort krijgertjesspel.

III. v., baren. Katafalk; - Bij iedere begrafenisplechtigheid zetten ze bij ons nog de baar in de kerk.