1. M. betr. t. zaken die worden ingezameld, opgekocht enz.: ophalen; huisvuil, huiswerk afhalen, ophalen.
We bezorgen u de wettige faktuur bij het afhalen van uw oude wagen. We kopen metalen, schroot en oude machines, Boom 24/12/1976.
2. (Gewest.?) Van een ziekte: (iem.) verzwakken, uitputten; de koorts, de griep heeft hem erg afgehaald.
Sam.: afhaaldienst, ophaaldienst (van huisvuil), reinigingsdienst.