1. b.w. - Voort doen draaien. Tegen zon opschieten (van de linkernaar de rechterzijde).
Met zon opschieten (anders om). Touw opschieten (het loopende want op een hoop brengen, in een kring opleggen. Een looper op het dek in de hand opschieten. Eenige bochten van een looper in de hand opschieten. 2. o.w. - Wordt een schip gezegd te doen, als het begint vooruit te gaan. Hy Schiet Op. In de wind doen opschieten (den steven recht in-de-wind brengen.)